2: Oorzaken van de vele kleuren en kleurslagen

2.1

Algemene opmerkingen

basiskleur

doffers - duivinnen

lichter

 

fokonzuiver

 

De basiskleur is bij doffers daargaans lichter dan bij duivinnen, mogelijk doordat de genetische informatie voor de kleur van het basispigment geslachtsgebonden is.

Doffers, waarvan de ene ouder intensief en de andere verdundkleurig is (voor blauw is dat blauwzilver, voor roodzilver is dat geelzilver en voor bruinzilver is dat kakizilver), waardoor die jonge doffers fokonzuiver zijn voor de intensieve (= niet verdunde) basiskleur, zijn vaak nog weer lichter dan fokzuivere intensieve doffers.

2.2

Kleurbeïnvloedende genen

Basiskleur

 

genen

 

Smoky

Tekening

 

 

Lakkleuren

Glans – licht

 

 

 

 

 

 

 

Dirty

 

Sooty

 

 

 

 

Effecten

 

Raskenmerk

 

Afhankelijk van hun effect kan de basiskleur variëren van een heel tere en heldere pastelkleur via licht gewolkt tot heel donker.

Zulke genen kunnen voor de kwaliteit van bepaalde andere raskenmerken van belang zijn. (zie ook 2.10)

Het smoky-gen veroorzaakt bij de blauwe kleur een “berookt” effect: de kleur wordt wat gewolkt en het vleugelpatroon minder scherp afgetekend, de rug wordt gekleurd evenals de buitenvanen van de buitenste staartpennen.

Datzelfde geldt ook voor de andere basiskleuren en hun verdunningen.

Bij de lakkleuren (zwart, dun, rood en geel) en bij voorbeeld bij Vinkduiven bevordert het gen glans en zorgt bij alle kleuren tevens voor een lichte huidkleur, dus ook lichte snavelkleur en oogranden.

Bij rassen, waarbij ook bij de bij basiskleuren en hun verdunningen in plaats van de natuurlijke donkere, een blanke snavel wordt verlangd zal de schildkleur wat gewolkt en het vleugelpatroon onscherp (verwaterd) zijn.

Toch moet worden gestreefd naar een heldere en gelijkmatige schildkleur met een zo scherp mogelijk afgetekend vleugelpatroon (banden, krastekening), maar niet ten koste van de blanke snavel.

Door het gen voor “dirty” wordt de basiskleur nog donkerder en ontstaat bij basis-kleur blauw vetblauw.

Het best herkenbaar op de vleugelschilden als “omgekeerde krastekening”. Aan de punt van de veer en langs de schacht bevindt zich een donkere vlek.

Bij kraspatroon bevinden de donkere vlekken zich naast de schacht en heeft de veer een lichte punt.

Sooty uit zich bij alle drie basiskleuren en hun verdunningen.

Bij geband vleugelpatroon zorgt het voor een minder egale schildkleur en bij gekrast vleugelpatroon voor minder scherpte.

Sooty is voor enkele Spaanse rassen karakteristiek en staat als raskenmerk in de betreffende standaards.

2.3

Vleugelpatroon

Patroon

 

 

 

 

Afwezig patroon

Sooty

 

Ongeband:

Geband:

 

Voorste band

 

 

 

Achterste band

 

Gekrast:

 

 

Tekening

 

 

 

Ideale krastekening

 

 

 

Donkergekrast

 

 

Donker

 

 

 

pigment

Wordt in de verdere tekst veelal enkel patroon genoemd (internationale genetica-taal: pattern).

Het vleugelpatroon ontstaat doordat zich op elkaar gedeeltelijk overdekkendde vleugel- en schouderdekveren aan één of beide zijden van de veerschacht ovale donkere vlekken bevinden.

Dit vleugelpatroon kan ook totaal afwezig zijn.

Schijnbaar vleugelpatroon kan ook worden veroorzaakt door genen voor SOOTY.

Standaardmatig worden de volgende patronen onderscheiden:

Ontbreken van enig patroon op de vleugelschilden.

Op de vleugelschilden twee gebogen en parellel verlopende dwarsbanden, zo mogelijk van gelijke breedte, op de rug van elkaar gescheiden en overal even breed.

De voorste band loopt van nature niet geheel zichtbaar tot aan de vleugelonderrand door. (dat geldt ook voor alle kleuren banden).

Is dat wel het geval, dan is dat meestal kunstmatig doordat enkele dekveren zijn weggenomen.

De achterste band loopt zichtbaar tot aan de mantelpennen (tekeningen geven dit vaak niet correct weer). Deze wordt wel zo lang mogelijk verland.

Vóór de twee, bij deze tekening bredere dwarsbanden, moet zich op de vleugel-schilden en schouders/rug een regelmatig verdeelde donkere “kras”-tekening bevinden met dezelfde kleur als de banden.

De krastekening wordt gevormd door donkere ovale vlekken op de vanen van de vleugel- en schouderdekveren, aan weerszijden van de veerschacht, waardoor op het uiteinde van de veer een lichte, enigszins driehoekige vlek wordt gevormd.

Afhankelijk van de grootte van deze vlekken is het schild lichter tot donkerder ge-krast. De ideale krastekening (krassing) ontstaat bij de verhouding van licht (schild-kleur) tot donker (krastekening) van 2 : 3.

Naarmate het patroon donkerder wordt, wordt de kleur van de overige lichaamsdelen doorgaans donkerder.

Hierbij zij de donkere vlekken zo groot, dat aan de buitenrand van de veer nog slechts een lichter zoompje met in het midden een puntje of alleen nog een lichter puntje zichtbaar is. (T-pattern, T=total/totaal).

Hierbij is van enig vleugelpatroon nog nauwelijks sprake.

Toch is  de duif niet egaal gekleurd. Bij de blauwe en bruine kleuren en hun verdunningen moet de staartband nog zichtbaar zijn.

Bij roodzilvers (as-rood) en geelzilvers (as-geel) blijven de slag- en staartpennen licht. De schachten moeten enig pigment tonen, terwijl zich op de binnenvanen van de slagpennen en/of op de onderzijde van de staartpennen vaak gekleurde “spiegels” bevinden.

2.4

Kleurspreiding: gespreide basiskleur

gespreide

basiskleur

basispigment

 

Vleugelpatroon

 

Door toedoen van genen voor kleurspreiding wordt het basispigment egaal over de hele duif “uitgespreid”.

Het gevolg is bij zwart basispigment een zwarte duif, bij bruin basispigment een bruine duif en bij rood basispigment een kleur die kan variëren van meestal een askleurige (aszilver) duif tot mahonierood, afhankelijk van het vleugelpatroon en de kleur beïnvloedende genen (sooty, dirty, smoky).

2.5

Kleurverdunning (delution) en “bleek”(pale)

Verdunning

 

Basiskleuren:

Intensief – verdund

Neveneffect

Bleek (pale)

 

Goud

Verschil

Basispigment (intensief) kan door het effect van genen voor kleurverdunning veranderen in verdund pigment.

Blauw, roodzilver (as-rood) en bruinzilver muteren in :

Blauwzilver, geelzilver (asgeel) en kakizilver.

“verdunde”jongen worden onbedonsd geboren.

Wordt veroorzaakt door een alleel van het verdunningsgen. Het verdunt kleur in mindere mate; zijn effect geeft bij rode basiskleur en recessief rood een kleur, die ligt tussen rood en geel: goud.

De kleur komt bij meerder rassen voor, maar heet dan meestal geel.

De jongen worden bedonsd geboren, hét verschil met eigenlijk geel.

2.6

Ongespreide en gespreide basiskleur

Basiskleuren

Ongespreid

 

Gespreid

 

In de verdere tekst zal worden geproken over:

Ongespreide basiskleur: blauw, roodzilver, bruinzilver en de verdunde kleuren blauwzilver, geelzilver en kakizilver.

Gespreide basiskleur: zwart, rood, aszilver, bruin de verdunde kleuren dun, geel, crème en kaki.

2.7

Dominant rood en dominant geel

Dominant

As-rood – blauw

 

As-rood – as-geel

As-geel - blauw

Roodzilver (as-rood) is genetisch dominant over blauw, wordt daarom ook dominant rood genoemd. In de standaard wordt deze naam dominant rood gebruikt voor heel donkergekrast roodzilver, ook wel genoemd rood met lichte slag- en staartpennen.

Geelzilver (as-geel) is recessief ten opzichte van roodzilver, maar dominant over blauw, vandaar dominant geel.

In de standaard wordt deze naam gebruikt voor heel donkergekrast geelzilver, ook wel genoemd geel met lichte slag- en staartpennen.

2.8

Recessief rood en recessief geel

Effect genen

Door het effect van genen voor recessief rood kan een duif, ongeacht basispigment en vleugelpatroon egaal rood en in de verdunde vorm egaal geel worden.

Basispigment en vleugelpatroon worden door het effect van recessief rood “gemaskeerd”.

2.9

Kleurveranderingen in het vleugelpatroon

 

Genen

Mutaties

 

 

Gencombinaties

 

Veronderstelling

 

 

 

Toy Stencil

 

Libanon Stencil

Frill Stencil

Dominant opaal

Brons (Kite)

Uit de verschillende kleuren vleugelpatroon, die bij eenzelfde basiskleur voorkomen, blijkt wel, dat ook de kleur van het vleugelpatroon door meerdere genen wordt geregeld. Door mutaties ontstaan meerdere fenotypen.

Door de erfelijkheidsleer (genetica) geboeide duivenfokkers hebben getracht, - en trachten nog -, om de veroorzakende genen, hun onderlinge relatie en de door gencombinaties veroorzaakte fenotypen te analyseren. Zij zijn daarin nog maar ten dele geslaagd.

Deels worden genen en/of gencombinaties als veroorzakers verondersteld, getuige de steeds weer herhaalde opmerking, dat voor vaststelling nog aanvullend onderzoek nodig is.

De gestandiseerde fenotypen heten in de duivengenetica:

(Toy-pigeon is de Engelse naam voor kleurduif, stencil, omdat het vleugelpatroon als het ware  wit is uitgeponst).

genoemd naar het fenotype van de Libanonduif.

Of Oriental Stencil; Oriental Frill is de Engelse naam voor Oosterse Meeuw.

Opgebleekt patroon + slagpennen + staart

Daarvoor zijn mogelijk, al naar gelang het fenotype, meerdere genen verantwoordelijk. Bij bronskleurig vlegelpatroon is dat doorgaans “Modenabrons”, waarvan de veroorzaker een variant van Toy Stencil zou zijn.

Zie verder 2.15 Het effect van stencil-genen

2.10

Modificatie van de basiskleur

Invloed op

basiskleur

erkende kleuren

Behalve kleurverdunning en ook Dominant opaal zijn er nog meerdere genen, die de basiskleur kunnen beïnvloeden.

Enkele veroorzaken erkende kleuren: ijskleurig (ice), poederkleurig (milky) en Andalusisch blauw (indigo).

De door het effect van deze genen veroorzaakte kleuren staan beschreven in paragraaf 1.5

2.11

Schimmel, tijger

Uiting van kleur

Er zijn genen, die de uiting van kleur in de veren belemmeren. Dat kan het effect zijn van een gen voor schimmel, zoals bij sproetkop tot een geheel witte duif. Het effect van deze genen staat beschreven bij hun kleuren in:

·         paragraaf 1.6 : de echte schimmel

·         paragraaf 1.7 : gestorkt

·         paragraaf 1.8 : getijgerd

2.12

Bont

Eenkleurigen

 

Bont

 

 

 

Constant - toevallig

verervend

Behoudens eenkleurigen: wit, zwart, rood, geel enz., zijn de meeste duiven bont, zelfs de blauwe.

Onder bont wordt verstaan: GEKLEURDE EN WITTE VEERVELDEN.

Dat kan een overwegend witte duif zijn met één gekleurd veerveld, bij voorbeeld een kleurstaart, dat kan ook het omgekeerde zijn, bij voorbeeld een witstaart; daartussen liggen meerdere mogelijkheden.

Er zijn (redelijk) constant verervende tekeningvariëteiten, waaronder “kropperbont”; er is ook bont, dat min of meer toevallig vererft: bont “als er maar wit aan zit”. De bonte kleuren staan gespecificeerd in paragraaf 1.9.

2.13

Almond

Bont

bijzonder

Het gen voor Almond veroorzaakt eveneens een bont tekeningsbeeld. Het is echter dermate bijzonder, dat het met zijn mutaties beschreven staat in:

Paragraaf 1.10

2.14

Overige

Specifieke kleuren

 

 

 

Nog in onderzoek

Het effect van combinaties van beschreven oorzaken kan ook heel specifieke kleu-ren tot gevolg hebben, zoals bij voorbeeld de VINKDUIVENKLEUREN. Indien zulke aparte kleuren voor een ras erkend zijn, dan staan ze beschreven in de betreffende rasstandaards.

Er bestaan veel kleuren, welke geen gevolg zijn van boven omschreven oorzaken, maar van oorzaken (genen), die veelal nog niet zijn vastgesteld.

2.15

Het effect van “stencil”-genen