Indiase Pauwstaart

c 02-21

ESKT 607

Land van oorsprong: Azië, India

Algemeen voorkomen: Krachtige, compacte, vol bevederde duif met een vertrouwelijk karakter. Middelhoge stand en weinig opgerichte houding, de hals loodrecht gedragen, de staart iets hol en licht schuin omhoog gedragen (zie staartdracht), middellange voetbevedering met goed zichtbare gierhakken en met een puntkap.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

Ogen

 

Oogranden

Snavel

 

 

Noesdoppen

Hals

 

Borst

Rug

Vleugels

Staart

 

 

 

 

 

 

Benen

 

Bevedering

Krachtige, compacte, vol bevederde duif.

Middelhoog; enigszins opgerichte houding.

In verhouding met het lichaam krachtig en gerond, gevulde voorkop met puntkap.

Donker bij witte kop, bij de overige kleurslagen oranjekleurig, donkerbruin of parelkleurig.

Smal, kleur naar gelang de kleur van de bevedering.

Middellang; vleeskleurig bij wit, geel, rood, agaten, De Roy, schildgetekend en kleurstaart. Licht hoornkleurig bij geelzilver en spiegelstaart. Hoornkleurig bij dun, blauwzilver, roodzilver en almond, zwart bij blauw en zwart.

Fijn en glad.

Middellang, dik, verticaal gedragen. Bij goede houding van kop en hals moet de loodlijn vanuit de ogen de punten van de voorste tenen raken.

Breed en volrond. De vleugelboegen goed overdekt.

Breed, krap middellang.

Onder de staart gedragen, de grond niet rakend.

Groot, ten minste 4 – 5 cm (1 1/2 – 2 inch) boven de kop uitstekend, rond, zonder gapingen, minstens een ¾ cirkel vormend, iets hol, opgericht met een lichte neiging naar achteren gedragen; de afstand tussen staart en kop ongeveer 4 cm (1 ½  inch). Het aantal staartveren is niet maatgevend. De staartveren naar verhouding zo lang en breed mogelijk, zonder frisé. Elke staartveer gedeeltelijk de andere overdekkend. Onderkussen stabiel, van achteren gezien verticaal gedragen, de staart ondersteunend.

Middellang; alle tenen volledig de grond rakend, de tenen bedekkende voetbevedering met goed zichtbare gierhakken.

Vol met veel dons en glad aanliggend.

Kleurslagen:

Ø  Wit, zwart, dun, rood geel; andalusisch blauw;

Ø  Almond, kite, rood agaat, geel agaat, de  Roy;

Ø  Blauw zwartgeband, blauwzilver donker geband, roodzilver geband, geelzilver geband, poeder blauw geband en poeder blauwzilver geband;

Ø  Blauw-, blauwzilver-, roodzilver-,geelzilver- en poederblauw gekrast;

Ø  Indigo donker gekrast;

Ø  Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilver schimmel;

Ø  Rood- en geel spiegelstaart;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, andalusisch blauw-, blauw zwartgeband-, blauwzilver donker geband-, poederblauw geband- poederblauwzilver geband- blauw gekrast-, blauwzilver gekrast- en poederblauw gekrast witstaart;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, andalusisch blauw-, blauwzilver- en poederblauw kleurstaart;

Ø  Zwartschild, roodschild, geelschild, andalusisch blauwschild, blauwschild ongeband, blauwschild zwartgeband, blauwzilverschild donkergeband, roodzilverschild geband, geelzilverschild geband, poederblauwschild geband, 

Ø   Blauwschild-, roodzilverschild-, geelzilverschild-, poederblauwschild gekrast.

Ø  Zwart-, dun-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver donkergetijgerd.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver.

Spiegelstaart: met brede doorlopende, witte staartband.

Kleurstaart: geheel wit behalve de gekleurde staart met zo mogelijk gekleurd onder- en boven-kussen.

Witstaart: geheel gekleurd behalve de witte staart met zo mogelijk wit onder- en bovenkussen.

Schildgetekend: geheel wit behalve de gekleurde vleugelschilden, aan elek vleugel 7 – 12 buitenste slagpennen wit.

Blauwschimmel: over het hele lichaam  een met tere, lichte schimmelkleur overtrokken blauwgrijs. Vleugelbanden en staartband zo donker en strak mogelijk

Fouten:

Te klein of te smal lichaam; te groot lichaam; te hoog gedragen borst; andere dan horizontale of te lage stand, op de tenen staand; te ver naar achteren gedragen kop; sidderhals; te weinig zichtbare rug; de grond rakende vleugeleinden of te ver naar voren gedragen staart; te kleine, onvoldoende open gedragen, te weinig cirkelvormige (minder dan 3/4 cirkel), scheve, gespleten, of losvederige of gevlochten staart, draaipennen in de staart; vlak voorhoofd, foutieve kapvorm, te lange of te dunne snavel; te korte voetbevedering; slechte kleur of tekening.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Staartvorm

ü  Staarthouding en staartgrootte

ü  Hals en kop

ü  Kleur en tekening

Ringmaat:  11 mm.

speciaalclub

duivenrassen

structuurduiven