Nederlandse Hoogvlieger

c 06-17

NL 824

   

Land van oorsprong: Nederland

Algemeen voorkomen: Middelgrote duif, brede en diepe borst, compact, middelhoge stand en horizontale houding (“vlak”).

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

Ogen

 

Oogranden

 

Snavel

 

 

Hals

 

Keel

Borst

Buik

Rug

Vleugels

Staart

Benen

 

Bevedering

Breed, diepe borst, compact.

Middelhoog, horizontaal (“vlak”).

Voorhoofd goed gevuld, kopbelijning enigszins gerekt gerond, vloeiend naar de hals verlopend.

Parelkleurige iris, kleine pupil, midden in de kop in het verlengde van de snavel-lijn.

Smal en bleek; bij schoorsteenveger, zwartgetijgerde en zwart witschild: blauw-zwart.

Middellang, vrijwel horizontaal gedragen, vleeskleurig; bij de blauwe kleurslagen is een donkere c.q. zwarte snavel toegestaan; zwart bij schoorsteenveger, zwart-getijgerde en zwart witschild.

Middellang, breed uit borst en schouders oprijzend, geleidelijk naar de keel toe versmallend.

Goed uitgesneden.

Breed, diep en goed gerond naar alle zijden.

Goed gerond.

Vrij breed bij de schouders; weinig afhellend.

Vleugeldracht normaal.

Middellang, goed gesloten en horizontaal gedragen.

Middellang, nagels bij schoorsteenveger, zwartgetijgerde en zwart witschild: donker, bij de andere kleurslagen hoornkleurig.

Glad aanliggend.

Kleurslagen:

Ø  Zwart, rood en geel; veelkleurig;

Ø  Blauwschimmel;

Ø  Zwart-, rood- en geel rozetgetijgerd;

Ø  Zwart-, rood- en geel schildgetijgerd;

Ø  Zwart-, rood- en geel witschild;

Ø  Zwart-, rood-, geel, blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband en blauwschimmel witstaart;

Ø  Zwart-, rood-, geel, blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband en blauwschimmel witpenwitstaart;

Ø  Schoorsteenveger.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren”in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver.

Witschild: het schild ovaal en volgetekend; slagpennen gekleurd; de mantelpennen bij voorkeur wit; bij rood- en geel witschilden volgekleurde rug; bij zwart witschild en –rozetgetijgerd mag de rug min of meer wit zijn, bij zwart witschild meer dan bij –rozetgetijgerd.

Schildgetijgerd: een, op beide schilden gelijke, regelmatige tekening van witte veren is gewenst; hoe groter het oppervlak met regelmatige tekening hoe waardevoller de duif.

Rozetgetijgerd: voor op de vleugelschilden 10 tot 15 regelmatig verdeelde witte veertjes; vleugelboegen volgekleurd.

Schild- en rozetgetijgerd: tevens een aantal witte veertjes tussen de schouders en halsbasis, een V-teken vormend.

Witpen: aan elke vleugel 7 – 10 aaneengesloten buitenste slagpennen wit.

Witstaart: staartpennen wit, boven- en onderstaartdek wit.

Witpenwitstaart: combinatie van witpen en witstaart.

Schoorsteenveger: grondkleur diep kastanjebruin met veel metaalglans aan hals en borst. De kastanjebruine staart met zwarte spiegeltekening, de kastanjebruine slagpennen met zwarte uiteinden met daaromheen een bruin randje.

Fouten:

Te klein, te smal, te lang; afhellende stand; aanduiding van borstnaad; niet correct afgedekte rug; spits, geknepen, hoekig, plat, te rond of te hoog voorhoofd; platte kop; teveel achterhoofd; te korte, afhangende snavel; bij rode en gele kleurslagen en bij zwart een niet geheel blanke snavel; slechte kleur en/of tekening; sterk afwijkende oogkleur; te brede oogranden; lichte oog-randen bij zwartgetijgerde en –witschilden en schoorsteenvegers; bij rode en gele kleurslagen en bij zwart gekleurde nagels; slechte veerstructuur (harig); holle, brede of loshangende staart; veren aan loopbenen.

 

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Kop en snavel

ü  Kleur en tekening

ü  Ogen en oogranden

ü  Veerstructuur

Ringmaat: 8 mm.

speciaalclub

duivenrassen

Fokkers Frisia