2.15: Het effect van STENCIL-genen |
|
Stencil = sjabloon
stencilgenen
Kleurstof - patrron “Centrifugeren”
Niet gespreid Gespreid
|
Wat wij onder stencilen = afdrukken verstaan, gebeurt ook met een sjabloon. Je kunt een sjabloon een mal noemen, waarmee je een aantal identieke figuren kunt maken. De stencilgenen hebben alleen effect op de gebieden met de “ruwe”(course sprea) kleurstofstructuur. Die gebieden zijn het vleugelpatroon en in mindere mate de nekbevedering. De kleurstof in het patroon wordt naar de buitenrand van de donkere vlekken, die op de veren van een gebande of gekraste duif het vleugelpatroon vormen, gecentrifugeerd. De weggecentrifugeerde kleurstof blijft als het ware als een zoom aan de achterrand van de patroonvlekken achter. Het is alleen zichtbaar bij niet gespreide kleuren blauw, rood(zilver), bruin(zilver) en hun verdunningen. Bij gespreide kleuren (zwart, dun, rood, geel, bruin, kaki) verdwijnt de bandzoom in de omringende kleur. |
|
Toy stencil : “wit”vleugelpatroon (Ts 1) |
Fenotype
Centrifuge-effect
Niet-gespreide
Gespreide Voller vleugelpatroon
Perfectie
Zuiver wit |
Dit fentype kennen we bij heel veel sierduivenrassen.
Het effect van Ts1 beperkt zich zo op het oog tot het vleugelpatroon. Bij kleurspreiding verdwijnt deze bandzoom (gaat op in de basiskleur). We spreken van een voller vleugelpatroon, wanneer het genetisch donkerder gekrast wordt. Dan kan het effect van de Ts-genen zich op de kop, hals, flanken, kiel en eventuele voetbevedering uiten. Het “uitgestencilde” patroon lijkt wit en is dat bij vergaande perfectie ook. Dikwijls werkt de TS1-centrifuge (nog) niet perfect en blijft wat kleurstof in het patroon achter (“zilverwit”). Er wordt naar zuiver wit gestreefd. Bij sommige rassen is dat gereali-seerd en wordt dat ook geëist (Kleurduiven, blauw witgeschubse Poolse Lynx). |
|
Toy stencil: brons vleugelpatroon (TS 2) |
Eisen
Veelkleurig: Ongespreide basiskleur
basispatroon
verdunde kleuren
Weinig verschil
Geen erkenning Gespreide basiskleur
Vinktekening Opgebleekt
Fokonzuive vorm |
Vooral bekend bij de Modena’s en Cauchois. Omdat het effect zich op dezelfde plaatsen uit als bij Ts1 (wit vleugelpatroon) zou Ts2 een gevolg kunnen zijn van een ander Roy Stencil-gen dan dat voor wit patroon. Mogelijk zijn Ts1 en Ts2 allelen, varianten op het wildgen voor de kleur van het vleugelpatroon. Bij ongespreide basiskleur (blauw, roodzilver, bruinzilver, blauwzilver, geelzilver en kakizilver) is door Ts2 de basiskleur van het vleugelpatroon naar de rand van het patroon verdrongen (“gecentrifugeerd”). De originele basispatroonkleur vertoont zich ook hier als donkere bandzoomlangs de buitenrand van het patroon. Door kleurverdunning wordt de bronzen vleugelpa-troon meeverdund. Bij de verdunde kleuren blauwzilver, geelzilver en kakizilver wordt het vleugelpatroon zwavelkleurig: sulfur. Bij roodzilver is het verschil tussen rood- en bronspatroon klein; hetzelfde geldt voor geelzilver voor het verschil tussen geel- en sulfurvleugelpatroon. Rood- en geel-zilver met brons-, respectievelijk sulfurpatroon zijn daarom niet erkend. Bij de gespreide basiskleuren en ook bij recessief rood en geel verdwijnt bij zowel Ts1 als Ts2 de bandzoom langs het patroon. Deze is in de omringende veerkleur meegespreid. Wel kunnen op de einden van de slagpennen witte, bronzen, respectievelijk sulfur vlekjes (“parels”) verschijnen, de vinkentekening.
Bij recessief-rood en -geel worden de slagpennen niet
zelden lichter (opgebleekt). “Moeten beter doorgekleurd” heet het dan. |
|
Libanon Stencil (Ls) |
Ongespreide basiskleur vlek of zoming
Vleugelpatroon
|
Ls veroorzaakt (in elk geval bij de Libanonduif) bij ongespreide basiskleur (blauw), bij recessief-rood en –geel witte “spiegels” op de plaats van de staartband en op de slagpennen, waarbij op het einde van elke slagpen een donkere vlek of zoming blijft. Bij ongespreide basiskleur (blauw) wordt ook het vleugelpatroon “aangetast”: wit. Bij zwart wordt het vleugelpatroon wit en de slag- en staartpennen (behalve aan de basis) met, zo mogelijk, een gelijkmatige zwarte omzoming. |
|
Frill Stencil (Fs) of Oriental Stencil |
Combinatie
Genencombines
Ongespreide basiskleur
Gespreide basiskleur recessief rood
combinatie |
De combinatie van witte banden, witgeschubd of witschildgezoomd en met gespie-gelde of gezoomde slag- en staartpennen kennen we bij de Oosterse Meeuw. Omdat witte (en bronzen) vleugelpatronen het gevolg (kunnen) zijn van genen-”combines”, zouden dat bij het verschijnsel Frill Stencil samenwerkende Toy- en Libanon Stencilgenen kunnen zijn. Dit is een veronderstelling in de duivengenetica. Bij ongespreide basiskleur wordt door Fs (Ts + Ls) niet alleen de basiskleur van het vleugelpatroon, maar ook de staartband en de punten van de slagpennen door WIT naar de randen verdrongen en ontstaan “spiegels” met langs de randen de bandzoom. Bij gespreide basiskleur worden slagpennen en staart, de lichaamsbevedering en dikwijls ook, in mindere mate de kop gezoomd. De kop heet dan beijzeld. Bij recessief rood (“sierduiven” rood en geel) verdwijnt de bandzoom, maar blijven de spiegels in meer of minder duidelijke vorm bestaan. De lichaamsbevedering wordt, behoudens de kop, eveneens gezoomd. Bij een combinatie van kleurspreiding en recessief rood wint kleurspreiding het en worden slag- en staartpennen en het lichaam ten dele gezoomd. |
Genetisch gekrast
Tegenstrijdig ? Donkergekrast
Basiskleur
Andere lichaamsdelen |
Omdat wit-, brons- of sulfurgekraste en sulfurgezoomde duiven genetisch gekraste zijn, wordt naarmate het vleugelpatroon voller wordt ook de kleur van lichaam en slag- en staartpennen in de regel donkerder, maar dat hoeft niet; voorbeeld is de Poolse lynx. Daardoor lijkt het tegenstrijdig, dat een witschild gezoomde Duitse Modena of een bronsgezoomde Engelse Modena genetisch donkergekraste duiven zijn. Het vleugelpatroon (de schilden) kunnen zelfs praktisch wit (Deense Svaber) of brons (Modena) worden. De veren worden niet geheel wit respectievelijk brons: aan de veerwortel en in de schacht blijven ze hun basiskleur behouden. Het wit c.q. brons blijft vaak niet beperkt tot het vleugelschild, maar kan zich ook op andere lichaamsdelen: kop, nek, flanken, voetbevedering, vertonen. |
|
Wit-, brons-, sulfurgeband |
Witgeband Bronsgeband Sulfurgeband Bandzoom Slagpennen |
Banden helder wit Banden mahonierood Banden zwavelkleurig Nadrukkelijk aanwezig, niet te breed, te donker of te licht. Zonder direct zichtbare schimmel of brons/sulfur. |
|
Witgeschubd, bronsgekrast, sulfurgekrast |
Witgeschubd Bronsgekrast Sulfurgekrast Bandzoom
Patroon |
Naast de boven omschreven witte, bronzen of sulfuren banden is het verdere patroon op de vleugel- en schouderdekveren van basispatroonkleur WIT, MAHONIEROOD of bij verdunning ZWAVELKLEURIG (sulfur) ingekleurd. De bandzoom en de lichtere driehoekige punt op de veereinden blijven in tact. De bandzoom en de lichtere driehoekige punt op de veereinden blijven in tact. De bandzoom en de lichtere driehoekige punt op de veereinden blijven in tact. Niet te breed en niet te donker (te zwaar) Doordat de dekveren elkaar dakpansgewijs overdekken zijn de witte c.q. brons of sulfur vlekken ten dele zichtbaar en vormen, mits het patroon regelmatig gevormd is, door de gekleurde driehoekjes aan de veereinden en bij de basiskleuren versterkt door de bandzoom, een aantrekkelijk pijlvormig vleugelpatroon. Het streven moet een zo regelmatig mogelijke, niet te volle (te groot patroon) en ook niet te lege (te klein patroon) schup- respectievelijk krastekening zijn. |
|
Zilvergeschubd |
Spreeuwduif |
Naast “normaal” witgeschubd (vroeger gemarmerd) de kleurslag met lichtere schilden en een fijnere “pijlschubbing”. |
|
Witschild- en Kleurschild gezoomd |
Vleugelpatroon
Kop/hals/lichaam |
Bij nog groter wit, brons of sulfur vleugelpatroon (genetisch dus donkerder krasteke-ning), kan de bandzoom geheel langs de buitenrand van de veer worden gedrongen. De vleugelschilden lijken dan egaal gekleurd met langs elke veer een gekleurde zoom. Op de kop, hals en/of lichaam zal dikwijls wit, respectievelijk brons of sulfur verschijnen. |
|
Witschild-, bronsschild- en sulfurschild geloverd/getoept |
Toepje of lover |
Bij heel licht witgeschubd en brons- respectievelijk sulfurgekrast kan de bandzoom nagenoeg tot geheel verdwijnen en blijft alleen nog een donker “toepje” of lover over. |
|
Kleurschild |
Eenkleurig schild |
Het vleugelpatroon kan zich zo sterk uitbreiden, dat de patroongrootte maximaal wordt: de zoom is geheel verdrongen; er ontstaat een eenkleurig (wit, brons of sulfur) schild. |
|
Overige kenmerken |
Verkleuring – Leeftijd
Schimmel
Parels
|
Zwart-. Rood- dun- en geel witgeschubde duiven worden, naarmate ze ouder worden, dikwijls lichter in de schubtekening, maar ze kunnen ook donkerder worden. Hiermee moet enigszins rekening worden gehouden. De slagpennen vertonen vaak “schimmel”. Mag bij gesloten vleugel niet zichtbaar zijn. Hetzelfde verschijnsel kan ook bij zwart-bronsgeloverd- respectievelijk dun-sulfurgeloverd voorkomen. Bij wit vleugelpatroon als gevolg van Toy Stencil verschijnen op de einden van de slagpennen soms “parels”: vinkentekening. Als dit wordt verlangd (bij enkele kleurduiven), dan wordt deze schoon, scherp, rond, volledig door kleur omsloten en bij overjarige dieren op alls slagpennen aanwezig verlangd. Bij jonge dieren mogen de parels op de buitenste 4-5 slagpennen ontbreken. Mag niet bekritiseerd worden, aangezien deze duiven in het volgende jaar vaak een heel goede vinkentekening krijgen. Bij oudere dieren wordt de vinktekening doorgaans groter, kan echter ook kleiner worden. |
|
Afwijkingen, fouten |
Roest
Peper
Dominant opaal
Doffers - duivinnen |
Dikwijls vertoont zich in het vleugelpatroon “roest”, een bruin randje vóór bandzoom graag bij de onderrand van de gevouwen vleugel. Een ernstige fout! Fijne kleurspatten: “peper” in het vleugelpatroon is eveneens te veroordelen, zeker bij kleurduiven. Deze afwijkingen moeten “op een afstandje” (60-80 cm) direct waarneembaar zijn wil er een aanmerking gemaakt kunnen worden. Dominant Opaal (Od) Het effect van één Od-gen is witte band- of schubtekening, lichte bandzoming en tevens opgebleekte slag- en staartpennen. Deze fenotypes komen voor bij de Strasser, Veldkleurduif, Altenburger Trommelduif, enkele Kropperrassen (isabel) enz. Het fenotype is het gevolg van het fokonzuivere genotype voor Dominant Opaal. Uit zo’n koppel komen dus ook 25% anders gekleurde jongen. Doffers en duivinnen verschillen van elkaar, bij doffers is de bandzoom minder duidelijk tot helemaal afwezig en zijn de slag- en staartpennen aanzienlijk meer opgebleekt, tot heel lichtgrijs toe, terwijl duivinnen vaak een duidelijker bandzoom tonen en ook veel minder tot nauwelijks opgebleekte slag- en staartpennen hebben. Bij de blauwe kleurslagen is ook dikwijls sprake van roest in het patroon. Erkende kleuren door toedoen van Od zijn: Lichtblauw en Isabel. |