Japanner

c 02-21

 

 

Ras informatie
Oorsprong: Frankrijk, ontstaan toen men een parkje ontdekte, waar half verwilderde rasloze konijnen en driekleurige Hollanders gehouden werden. Men vond de kleuren van deze dieren zo apart, dat ze als ras vastgelegd zijn.
Gewicht: tussen de 3 en 4,5 kilo.
Kleuren: Tweekleurige konijnen die in vier verschillende kleurstellingen voorkomen. Een kleur is altijd geel tot geelrood en de andere kleur kan zwart, bruin (havana), blauw of lila zijn.
Karakter: Levendige konijnen met een vriendelijk karakter. Niet zo in trek als huisdier door hun onbekendheid, gewicht en grootte.
Bijzonderheden: In de VS heet dit konijn geen Japanner meer, maar Harlequin. Dit is veranderd als gevolg van de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Een Japanner als huisdier: Japanners zijn levendige en vriendelijke konijnen. In Nederland zijn ze niet echt bekend als huisdier, in Amerika worden ze vaker als huisdier gehouden, omdat men de vacht en tekening van dit konijn erg leuk vindt.

speciaalclub

Overzicht konijnenrassen

Fokkers Frisia

       

 

 

17. JAPANNER

Genetische symbolen:

aBCDej

AbjCGg

 (Int.)

(Duits)

aBCDej

AbjCDg

Genetische symbolen:

ABCDej

AbjCDG

 (Int.)

(Duits)

ABCDej

AbjCDG

Pos.

Onderdeel

Punten

1.

Gewicht

10 punten

2.

Type, bouw en stelling

20 punten

3.

Pels en pelsconditie

20 punten

4.

Koptekening

15 punten

5.

Lichaamstekening

15 punten

6.

Kleur

15 punten

7.

Lichaamsconditie en verzorging

5 punten

 

TOTAAL

100 punten

c: 02-21 

 

Het land van oorsprong is de Frankrijk.  Is in Nederland erkend in 1907

 

 

1. Gewicht : Het gewicht is 3,00 tot 4,50 kg.

Puntenschaal voor het gewicht:

 

Gew. (kg)

3,00 – 3,25

3,25 – 3,50

3,50 – 4,50

Punten

8

9

10

 

2. Type, bouw en stelling

Het type is matig gestrekt (typegroep B) goed gevuld in voor- en achterhand. De kop is krachtig ontwikkeld met brede snuit, kaken en wangen. De benen zijn fors en niet te lang. Het ras is middelhoog gesteld. Een juiste stelling toont de aanwezige rasadel. De oren zijn stevig van structuur met lepelvormig afgeronde oortoppen, zijn goed behaard en worden V-vormig gedragen. De oorlengte is 10 – 14 cm, ideaal is 11 - 13 cm. Het geheel in harmonie met het lichaam.

Een geringe wamaanzet of halskraagje is slechts toegestaan bij overjarige vrouwelijke dieren.

 

3. Pels en pelsconditie

De pels is van normale lengte, is dicht ingeplant en heef een normale hoeveelheid onderhaar.

Pelsconditie: zie het algemeen gedeelte.

 

4. Koptekening

Het enen oor behoort zwart of minstens overwegend donker gekleurd te zijn. Het andere oor moet roodgeel of minstens overwegend deze kleur te hebben. De ene kophelft moet zoveel mogelijk zwart of donker gekleurd zijn en de andere kophelft zoveel mogelijk roodgeel. De strak belijnde scheidingslijn loopt zoveel mogelijk over het midden van de kop. De kleurvelden vormen een contrast met de kleur van de oren. Het ideaalbeeld is een roodgeel gekleurd oor boven een zwarte of donkere kophelft en een zwart of donker gekleurd oor boven een roodgeel gekleurde kophelft.

 

5. Lichaamstekening

Borst en voorbenen mogen aan één zijde gelijk of averechts gekleurd zijn. De zwarte of donkere borsthelft met het zwarte of donkere voorbeen onder de roodgele kophelft en wederkerig de roodgele borsthelft met roodgele voorbeen onder de zwarte of donkere kophelft. Op de voorzijde gezien is het ideale kleurenbeeld: zwart (donker) voorbeen, daarboven roodgele borsthelft, daarboven zwarte (donkere) kophelft en daarboven een roodgeel oor. Het andere been, borsthelft en oor is averechts gekleurd.

 

Achter de oren begint op het lichaam de zwarte en roodgele bij voorkeur doorgaande bandtekening, ook wel zebratekening genoemd. Een verspringende bandtekening, zogenaamde bloktekening, is toegestaan. De banden moeten bij voorkeur tot op de achterhand doorlopen en strak uitkomen. Indien deze banden tot onder de buik doorlopen dan verhogen ze de kwaliteit van het dier.

 

6. Kleur

De kleuren van de tekeningbeelden zijn zuiver intens zwart en roodgeel. Ze moeten zo min mogelijk in elkaar vervloeien. Als ideaal wordt het doorlopen van de roodgele kleur op de buik en de onderzijde van de staart beschouwd (grauwfactor). Bij aanwezigheid van de wildkleurfactor mogen de gele banden aan de buik wit tot crèmekleurig zijn. Eveneens geldt dit voor de binnenzijde van de voor- en achterbenen. De bovenzijde van de staart en de achterbenen zijn gemengd roodgeel en zwart gekleurd. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn hoornkleurig tot donkerhoornkleurig. De snorharen hebben de kleur van het lichaamsdeel waarin ze staan.

 

7. Lichaamsconditie en verzorging : Zie algemene gedeelte.

 

Lichte fouten

Geringe afwijking in type. Geringe afwijking in bouw. Gering verschil tussen kleur oren. Onscherpe tekeningbeelden. Mengeling van de kleuren op oren, voorbenen en banden. In kleur parallel lopen van de tekeningbeelden (zwart onder zwart en roodgeel onder roodgeel), behalve borst en voorbenen. Grote éénkleurige vlekken op het lichaam. Iets fletse roodgele kleur. Iets lichte oogkleur. Iets lichte nagelkleur. Enkele witte snorharen.

Zie verder lichte fouten in het algemene gedeelte.

 

Zware fouten

Grote afwijking in type. Grote afwijking in bouw. Het ontbreken van de koptekening. Minder dan drie kleurvelden (kleurbanden) op één of op elke zijde. Foutieve kleuren. Wit op andere lichaamsdelen dan buik, binnenzijde van de benen en onderzijde van de staart. Te fletse roodgele kleur. Te lichte oogkleur. Kleurloze nagel(s). Te veel witte snorharen.

Zie verder zware fouten in het algemene gedeelte.

speciaalclub

Overzicht konijnenrassen