Spaanse Valkenet

c 02-17

E 118

Land van oorsprong: Spanje

Algemeen voorkomen: Middelgroot, compact, brede rug en schouders; bijna dobbelsteen-achtige kop; opvallend brede, rode oogranden; lage stand.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

 

 

 

Ogen

 

 

Oogranden

 

 

 

Snavel

 

 

Neusdoppen

 

 

 

 

 

Hals

Keel

Borst

Rug

 

Vleugels

Staart

Benen

Bevedering

Middelgroot, compact type.

Laag; licht afhellende houding.

Kort en breed, bijna dubbelsteenwormig met afgeronde kanten. Bij jonge dieren en duivinnen tussen snavel en voorhoofd een geringe hoek, bij oude doffers is deze plek door ontwikkeling van de neusdoppen afgedekt, hetgeen een wat meer afgeronde kop laat zien. De kop  voor en achter even breed. Zowel ongekapt als met brede schelpkap.

Groot en levendig; bij oudere dieren wordt parelkleurige iris nagestreefd, desondanks worden aan de oogkleur geen hoge eisen gesteld. Bij wit en bonte dieren zijn donkere ogen toegestaan.

Bij voorkeur groot, gelijkmatig rond, fijne structuur en bloedrood. Ze bestaan uit 2 tot 3 concentrische ringen, waarvan naar de buitenste toe de grootte en structuur toeneemt. Bij oude doffers kunnen de oogranden boven de kop uitkomen.

Krap middellang, stomp en dik van voren gezien een driehoek vormend, de snavel goed gesloten; boven en ondersnavel even dik. Bij alle kleurslagen hoornkleurig; snavelstip is toegestaan.

Licht opgeblazen, driehoekig, wit tot rossig, de bovensnavel tot het midden bedekkend, aan de zijkanten tot over de ondersnavel hangend; gelijkmatige, licht korrelige structuur, bijna glad, zonder sterke hobbels of holtes. Aan de onder-snavel drie rode wratten, één in het midden en één aan elke snavelhoek. Bij toenemende leeftijd worden deze wratten groter en vormen geleidelijk aan van snavelhoek tot snavelhoek een rode band.

Vol uit het lichaam komend, naar boven toe dunner wordend en niet te lang.

Goed uitgesneden.

Breed, licht gerond en opgetrokken.

Tussen de schouders breed, naar achteren wat versmallend; brede stuit en rijkelijk bevederd.

Breed; lang, goed gesloten, bijna tot staarteinde reikend; vleugeldracht normaal.

Brede veren en lang; staartdracht normaal.

Kort en krachtig; of kaal of bekousd met zichtbare nagels en teenpunten.

Glad aanliggend.

Kleurslagen:

Ø  Zwart, rood, geel, wit;

Ø  Rood- en geelbont.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver.
Enkele gekleurde of enkele witte veren bij bonte is niet voldoende.

Fouten:

Groot of zwaar lichaam; lange of grote snavel; te sterk ontwikkelde neusdoppen; rode of oran-jerode oogkleur; zwak ontwikkelde, bleke of sponzige oogranden; sleepvleugels, te lange benen, ontbrekende glans, ernstige tekeningfouten.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Kop

ü  Oogranden

ü  Snavel en neusdoppen

ü  Type en stand

ü  Benen

ü  Kleur

Ringmaat: kaalbenig 8 mm; bekousd 9 mm.

speciaalclub

duivenrassen

wratduiven