Duitse Schoonheidspostduif

   

Land van oorsprong: Duitsland

Algemeen voorkomen: Middelgrote duif; kort en krachtig type; wigvormig, tamelijk hoge stand, horizontaal gedragen lichaam met vloeiende contourlijnen.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

 

 

Ogen

 

 

Oogranden

Snavel

 

 

 

 

Neusdoppen

 

 

Hals

 

Keel

Romp

 

 

Vleugels

Staart

Benen

 

Bevedering

Middelgroot, kort en krachtig type.

Tamelijk hoog; horizontale lichaamshouding.

Boven de ogen breed, naar de snavelpunt wigvormig versmallend. Snavel en voorhoofd vormen een ononderbroken, lichte booglijn met het hoogste punt boven de ogen, met een goede ronding in de hals overgaand. Het fijn getrokken voorkopprofiel en de snavel mogen niet te sterk gebogen zijn.

Groot, opvallend met intensief (robijn) donkerrode iris. Bij wit donkere, bij bonte, afhankelijk van de kleur van de kop, donkere of (robijn) donkerrode ogen.

Smal, fijn, cirkelvormig, licht grijs tot witachtig.

Middellang, krachtige aanzet, vol, stomp, gesloten; vanuit de snavelhoek voor 2/3 recht en het voorste gedeelte licht gebogen. Het verlengde van de snavellijn ongeveer door het midden van het oog lopend. Kleur conform de kleur van de omliggende bevedering en/of tekening. Licht bij wit, rood en geel. Bij bonte zonder betekenis.

Glad en aanliggend, de kopbelijning op geen enkel punt verstorend; langgerekt, bovengrens licht hartvormig. Op de snavel gesloten en tot in de snavelhoek reikend.

Breed aan de schouders, naar de kop met fijne slanke belijning versmallend, opgericht gedragen zonder nekaanduiding.

Goed gerond, uitgesneden.

Brede en gewelfde borst, kort en gedrongen, zonder massaal of plomp te lijken, bijna horizontale houding, naar achteren wig vormig verlopend, krachtig, en heel licht afhellend.

Bij de vleugelboegen iets afstaand; brede pennen; vleugeldracht normaal.

Kort en smal, iets voorbij einde slagpennen reikend.

Goed middellang; dijen strak bevederd; nagelkleur conform kleur bevedering. Bij bonte zonder betekenis.

Goed ontwikkeld, glad en strak aanliggend.

Kleurslagen:

Ø  Wit, zwart, dun, rood en geel’

Ø  Donker, dominant rood. Dominant geel;

Ø  Blauw zwartgeband, roodzilver geband, blauwzilver donkergeband, geelzilver geband.

Ø  Blauw-, roodzilver-, blauwzilver- en geelzilver ongeband;

Ø  Blauw-, roodzilver-, blauwzilver- en geelzilver gekrast;

Ø  Blauw-, roodzilver-, blauwzilver- en geelzilver donkergekrast;

Ø  Meellicht ongeband, meellicht geband, geleeuwerikt;

Ø  Blauw witgeband, lichtblauw witgeband;

Ø  Bont in alle bovenvermelde kleurslagen (alleen bont vermelden);

Ø  Blauwschimmel zwartgeband-, blauwzilver-, roodzilver-, en geelzilver schimmel;

Ø  Blauw zwartgeband-, zwart-, blauw-, dominant rood-, dominant geel, rood- en geel donker getijgerd.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver.

Schimmel met vleugelbanden.

Bont met vlektekening bij voorkeur in een verdeling van 1 : 1. Duiven met enkele witte of gekleurde veren zijn noch getijgerd, noch bont.

Fouten:

Te plomp, te groot, te lang, te klein; stijve, te lage, te hoge of afhellende stand; te smalle of vlakke borst; hoekige kop, slecht gevulde voorkop; te weinig schedelhoogte, platte kop, snaveldruk zwakke op spitse snavel, boven het oog lopende verlengde snavellijn; te korte, opgeblazen, ruwe. Gedrukte op  de snavelrug doorgaand gedeelde neusdoppen; afwijkende oogkleur; donkere, rossige, gelige, ovale of grove oogranden; gebrekkige bevedering rond de oogranden; te dikke hals, keelwam, halsknobbel, jabot.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Kop en snavel

ü  Hals- en beenlengte

ü  Kleur

ü  Oogkleur

Ringmaat:   9 mm.

c 02-17

speciaalclub

duivenrassen

vormduiven