Frankische Trommelduif

c 02-17

D 512

Land van oorsprong: Duitsland, Oberfranken, Thüringen.

Algemeen voorkomen: Krachtig lichaam, forse hals; lage stand; met licht afhellende houding, veerrijke kap en snavelrozet.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

 

 

 

 

 

Ogen

 

Oogranden

Snavel

 

 

 

Hals

Borst

Rug

Vleugels

Staart

 

Benen

Bevedering

Krachtig type met forse hals.

Laag; licht afhellende houding.

Krachtig, breed en vlak. Met tamelijk vlak voorhoofd. Kap verreijk, breed, rechtopstaand, zonder gapingen en zonder zijrozetten; kap aan achterzijde ook goed gesloten, scheiding nagestreefd, de voorste kapveren door de schedelveren rechtop gehouden (niet hol, geen schelpkap). Snavelrozet veerrijk, ovaal van vorm, zo mogelijk rondom gesloten, aan de voorzijde op de snavel liggend, de snavelwratten goed bedekkend. Voor goed zicht van de duif is een goed onder-bouwde snavelrozet geëist.

Donker bij wit, erwtengeel, geëksterd en gedekt, bij alle andere kleurslagen oranje.

Smal; afhankelijk van de kopkleur licht tot donkergrijs.

Middellang; donker tot zwart bij donkere kleurslagen, hoornkleurig bij meellicht geleeuwerikt, blauwzilver en blauwzilver gekrast, licht bij de lichte kleurslagen, geëksterd en gedekt. Bij rood is een aangelopen snavel toegestaan. Bij donker-kleurig, geëksterd en gedekt is een aangelopen ondersnavel toegestaan.

Kort en fors.

Breed en naar voren tredend.

Breed, licht afhellend.

Fors en breed, bijna tot het staarteinde reikend. Vleugeldracht normaal.

Met brede veren, slechts weinig voorbij de slagpennen reikend. Staartdracht normaal.

Tamelijk kort, de dijen bij voorkeur niet zichtbaar.

Goed ontwikkeld, aanliggend maar niet te strak.

Kleurslagen:

Ø  Wit, zwart, rood, geel;

Ø  Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband en geelzilver geband, meellicht (blauwzilver met okerkleurige borst), erwtengeel geband;

Ø  Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilver gekrast;

Ø  Geleeuwerikt (blauwzilver gekrast met okerkleurige borst);

Ø  Blauw-, blauwzilver- en meellicht ongeband;

Ø  Blauw schimmel;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw sproetkop met of zonder vleugelrozetten;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw donker getijgerd;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw licht getijgerd;

Ø  Zwart-, rood- en geel witschild;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, blauw zwartgeband-, meellicht-, blauw gekrast- en blauwzilver gekrast geëksterd;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, blauw zwartgeband-, meellicht-, blauw gekrast- en blauwzilver gekrast gedekt.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver.

Blauw, blauwzilver, roodzilver en geelzilver en meellicht niet gewolkt of “roetig”; banden zuiver, niet te breed en gescheiden.

Gekraste en geleeuwerikt met bij voorkeur regelmatig en scherp vleugelpatroon.

Blauwschimmel met zwarte banden.

Meellicht en geleeuwerikt: borst okerkleurig, naar boven en naar beneden in de grondkleur overgaand.

Erwtengeel: helder gele hals, borst en banden; het wit van de kop geleidelijk in de gele hals-kleur overgaand; vleugelschild, buik en rug ivoorkleurig; staart en slagpennen wit.

Bij duivinnen is een lichte grijze waas aan borst en buik toegestaan.

Sproetkop: met witte veren gespikkelde kop, indien met vleugelrozen, aan elke vleugelboeg enige (5 – 10) witte veertjes.

Donker getijgerd: de buitenste 7 slagpennen en staart gekleurd, de borst gekleurd of getekend, de verdere bevedering regelmatig wit en gekleurd getekend.

Licht getijgerd: op witte ondergrond regelmatig verdeelde (niet vlekkige) tekening; slagpennen en staart mogen ook alle wit zijn. Duiven de slechts enkele witte, respectievelijk gekleurde veren hebben gelden noch als donker, noch als licht getijgerd.

Witschild: de vleugelschilden zijn wit; tenminste 7 buitenste slagpennen en alle overige beve-dering gekleurd; een niet te lange witte rug is toegestaan. Bij jonge dieren zijn in het vleugel-schild enige gekleurde veren toegestaan.

Geëksterd: ekstertekening: kap, achterhals, schouders, borst, staart met bovenstaartdek en kiel gekleurd en aan weerszijden onder de ogen gekleurde bakkebaarden; de kop, voorhals, vleugels, onderborst en rug wit.

Gedekt: schilden gekleurd, aan elke vleugel 8 – 14 witte buitenste slag-, respectievelijk mantelpennen, verder de tekening van geëksterd. Witte vleugelboeg is toegestaan.

Fouten:

Klein lichaam; te hoge stand; te lange en slanke hals; te lang type; slecht afgedekte rug; sabelpennen; smalle of sterk gewelfde kop; smalle, scheve of te diep zittend kap, sterk ontwikkelde kaprozetten; steile snavelrozet of erge hangrozet, belemmerd zicht; bevederde voeten; te losse kap- halsbevedering; ernstige afwijkingen bij kleur en tekening, zoals afwijkende rugkleur bij de eenkleurige.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type, stand en houding

ü  Kopstructuur

ü  Kleur en tekening

ü  Oogkleur

Ringmaat:  8 mm.

speciaalclub

duivenrassen

trommelduiven