Speelderken

c 03-17

B 1101

Land van oorsprong: België

Algemeen voorkomen: Kleine duif met brede vooruit gedragen borst, lage stand en horizontale houding.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

Ogen

 

 

 

Oogranden

 

Snavel

 

Neusdoppen

Keel

Hals

 

Borst

Rug

Vleugels

 

Staart

Benen

Bevedering

Breed, compact.

Laag, horizontaal.

Hoog, gevuld voorhoofd, vrij lange schedellijn, aan alle kanten goed gerond; (puntkap).

Geeloranje tot oranje rood. Bij voorkeur één of beide ogen “gebroken”d.w.z. met uitgelopen of onderbroken iris. Groot en laag geplaatst. Bij een typisch Speelder-kenoog is de iris naar de snavel toe uitgelopen of onderbroken en wekt de indruk alsof de duif scheel kijkt. Een geheel donker oog is fout.

Fijn; zuiver rond, het oog goed omsluitend; kleur in overeenstemming met de kleur van de bevedering.

Fijn; een stompe hoek met het voorhoofd vormend. Kleur in overeenstemming met de kleur van de bevedering.

Klein.

Goed uitgesneden.

Kort en krachtig, sierlijk en licht achterwaarts gebogen; met nekkam, aansluitend aan de puntkap.

Breed en vol met diepe ronding naar de buik verlopend; sterk vooruittredend.

Breed en vol.

Betrekkelijk kort; vleugeldracht normaal. Licht afgesleten slagpennen zijn toegestaan.

Smal; staartdracht normaal.

Kort en glad; nagels bij voorkeur wit.

Rijk, glad aanliggend. De puntkap hoog aangezet, in de nek overgaand in manen. De punt van de kap moet minstens zo hoog reiken als het hoogste punt van de schedel.

Kleurslagen:

Ø  Zwart, dominant rood en dominant geel, goud;

Ø  Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband;

Ø  Blauw-, roodzilver- en geelzilver gekrast.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren”in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver.

De hals rijkelijk voorzien van glanzende veertjes. Bij gekrast regelmatig en niet te donker vleugelpatroon.

De tekening bestaand uit zeven witte veervelden. Dat zijn:

1.    De sikkelvormige borstslap, de punten ter hoogte van de ogen reikend. De slab mag niet in de puntkap lopen en moet ten minste 1 cm van de ondersnavel verwijderd blijven;

2.    Aan elke vleugel tenminste 7 buitenste slagpennen. Niet zichtbare schakelpennen zijn toegestaan; de kleur van de duimveren is onbelangrijk.

3.    Op elke vleugel vooraan, even achter de vleugelboeg een vleugelroosje, gevormd door een aantal witte veertjes. De vleugelroos mag geen witte vlek zijn.

4.    Het onderlijf: buik, aars en dijen.

5.    De stuit.

6.    Op het voorhoofd een kleine tot middelgrote snip.

7.    Tussen de schouders een hartvormige tekening of driehoek met de nek als basis, ook wel zadel genoemd.

De veervelden 6 en 7 zijn niet vereist, maar wel zeer gewenst.

Bij roodzilver geband en gekrast en dominant geel moeten de witte veervelden steeds duidelijk herkenbaar zijn.

Een Speelderken, dat de 7 witte veervelden niet heeft, kan niet in aanmerking komen voor het predicaat 97 punten (U).

Fouten:

Te groot (formaat van de Belgische Ringslager); te sterk opgerichte houding; te weinig vooruittredende borst; overdadig wit in de bevedering; ontbrekende slab of vleugelroosjes; aan elke vleugel minder dan 7 witte slagpennen; schelpkapje; één of twee donkere ogen, sterk afwijkende kleur.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Kleur en tekening

ü  Kop en snavel

ü  Ogen en oogranden

ü  Puntkap

Ringmaat: 7 mm.

Toegevoegde raskenmerken:

Het Speelderken is een ringslagras, hetgeen betekent, dat de doffer bij het hof maken van een duivin bijzonder baltsspel opvoert, het ringslagspel. Daarbij koert de doffer enkele malen naar de duivin en vliegt vervolgens boven de duivin op een hoogte van 50 tot 100 cm luid met de vleugels slaand een cirkel. Goed ringslaande doffers herhalen dit spel binnen enkele minuten meerdere malen.

speciaalclub

duivenrassen

Fokkers Frisia