Vogtlandse Witkoptrommelduif

c 06-19

SBI: D / 507

Land van oorsprong: Duitsland. Het Vogtland.

Algemeen voorkomen: Krachtige duif met een zo vrije stand, dat de goed ontwikkelde voet-bevedering en gierhakken zichtbaar zijn, bijna horizontale houding; sprekende snavelrozet; zware voetbevedering en de hals net zo elegant als bij de Duitse Snavelgekapte Trommelduif

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

 

Ogen

Oogranden

Snavel

Hals

 

Keel

Borst

Rug

Vleugels

Staart

Benen

 

Bevedering

Krachtig type.

Lage, vrije stand; bijna horizontale houding.

Als bij de Duitse Snavelgekapte Trommelduif; snavelrozet verrijk, ovaal van vorm, bij voorkeur gesloten, het grotere voorste deel bedekt de snavelwratten. Voor goed zicht van de duif is een goed onderbouwde snavelrozet geëist.

Donker.

Smal; licht.

Middellang; licht.

Naar verhouding lang, vol uit de borst tredend, naar de kop toe slanker wordend.

Goed uitgesneden.

Diep gedragen, breed en naar voren tredend.

Breed, lang, licht afhellend.

Fors en breed; niet helemaal tot het staarteinde reikend. Vleugeldracht normaal.

Lang. Met brede veren. Staartdracht normaal.

Kort, met dichte, goed overbouwde, afgeronde en gesloten voetbevedering. De lange voetveren moeten opzij gericht zijn en aansluiten aan de lange gierhakken.

Goed ontwikkeld, breed, strak aanliggend.

Kleurslagen:

Ø  Zwart, rood, geel;

Ø  Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband, geelzilver geband (erwtengeel) en meellicht geband.

Ø  Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilver gekrast;

Ø  Blauw-, blauwzilver- en meellicht ongeband; geleeuwerikt.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver.

Zwart met veel glans; rood en geel zo gelijkmatig mogelijk; blauwe, blauwzilvers, roodzilvers en erwtengeel zuiver, met zo schoon mogelijke vleugelschilden, bij roodzilver geband en erwtengeel is iets gewolkt toegestaan.

Roodzilver geband en erwtengeel: hals, borst en banden rood respectievelijk geel gekleurd; rug en buik licht, respectievelijk ivoorkleurig. Bij duivinnen is een grijze waas aan borst en buik toegestaan. De zwarte en blauwkleurige moeten doorgekleurde, de andere kleurslagen min of meer doorgekleurde staartveren en kiel hebben.

Behalve zwart moeten alle kleurslagen een gekleurde staartband tonen, die bij de blauwkleurige zwart respectievelijk donker, bij de andere kleurslagen licht tot wit is.

Gebande met zuivere banden, niet te breed, lang en gescheiden; gekrast met regelmatig en scherp vleugelpatroon.

De kop tot ca. ½ cm onder de ogen wit, naar de ooropening toe wordt een kleine, gekleurde uitloper gewenst, aan elke vleugel 6 – 10 buitenste witte slagpennen en witte voetbevedering. De overige bevedering gekleurd; iets wit aan buik en bij de aars is toegestaan.

Fouten:

Klein lichaam; te opgerichte stand, te hoge stand; te dikke, korte hals; gedeelde, veerarme snavelrozet, uitgesproken hangrozet, steile rozet, belemmerd zicht; rode oogranden; zeer slecht afgedekte rug; losse bevedering; te korte of niet gesloten voetbevedering, ontbrekende bevede-ring aan de binnentenen; gevlekte snavel; zeer gebrekkige kleur, banden of krastekening; slechte koptekening; minder dan 6 en meer dan 10 witte slagpennen; witte staartpennen; opvallend witte rug of buik; ontbrekende staartband; uitgesproken derde band; sterk blauwe aanslag aan borst en buik bij de erwtengele, speciaal bij doffers.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Snavelrozet

ü  Voetbevedering

ü  Tekening

ü  Kleur

ü  Oog- en snavelkleur

Ringmaat:   12 mm.

speciaalclub

duivenrassen

trommelduiven