Duitse Schildmeeuw |
||||
c 06-20 |
D 708 |
|||
Land van oorsprong: Duitsland Algemeen voorkomen: Kleiner dan middelgroot, compacte figuur met opgerichte houding. In zijaanzicht het oog loodrecht boven de benen. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden Snavel
Neusdoppen Hals
Borst Rug Vleugels Staart Benen Bevedering |
Compact kleiner dan middelgroot. Laag; opgerichte houding. Bij voorkeur rond, breed, met breed en goed gevuld voorhoofd; de breedte van tussen de ogen zonder te versmallen tot in de voorkop doorlopen; ongekapt of met schelp- of puntkap. Groot, donker, in het midden van de kop zittend. Smal, glad en bleek. Kort met veel substantie en breed aangezet, de voorhoofdsronding zonder onderbreking volgend, goed sluitend; bij voorkeur even veel substantie in boven- en ondersnavel. De verlenging van de snavellijn door de onderkant van het oog lopend. Snavelkleur vleeskleurig. Smal en breed, vlak aanliggend, en fijn, de profiellijn niet onderbrekend. Gedrongen, vol uit de schouders komend; met goed ontwikkelde keelwam en jabot. Breed, goed gerond en hoog gedragen. Kort, breed in de schouders, afhellend, goed afgedekt. Kort, vleugeldracht normaal. Kort, staartdracht normaal. Maximaal middellang. Kort, vol en glad aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart, dun, rood, geel, bruin en kaki; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband, geelzilver geband en bruinzilver geband; Ø Blauw-, blauwzilver-, roodzilver-, geelzilver-, bruinzilver- en kakizilver gekrast. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver. Alleen de schilden zijn gekleurd, de overige bevedering is wit. Aan elke vleugel 7 -12 aaneensluitende witte buitenste slagpennen. Een verschil van 5 buitenste witte pennen is toegestaan. Iets gekleurde dijen (“broek”) is toegestaan. Andere kleine afwijkingen in kleur en tekening zijn van ondergeschikt belang. |
||||
Fouten: Lang of smal lichaam; hangvleugels; smalle of heel vlakke voorkop; kneep; sterk buiten de profiellijn uitstekende snavel; te weinig snavelsubstantie; te smalle snavelaanzet; ontbrekende jabot of wam; rode oogranden; slecht gevormde kap. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kop en snavel ü Jabot ü Kleur en tekening Ringmaat: 9 mm. |
||||