Deense Svaber

c 02-17

DK 404

Land van oorsprong: Denemarken

Algemeen voorkomen: Krachtig veldduiventype met bijna horizontale houding en specifieke kleur en tekening.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

Ogen

 

Oogranden

 

Snavel

 

Neusdoppen

Hals

Keel

Borst

Rug

Vleugels

Staart

Benen

Bevedering

Krachtig veldduiftype.

Middelhoog; bijna horizontale houding.

Naar verhouding smal, niet te lang, gerond, ongekapt of met puntkap.

Bij zilver, zwart, blauw rood en geel: oranje; bij blauw-, rood-, geel- en bruinzilver: licht oranje.

Smal; donker bij zilver, blauw en zwart, licht bij rood en geel en lichtgrijs bij blauw-, rood-, geel- en bruinzilver.

Relatief lang, niet grof; zwart bij zilver, zwart en blauw; hoornkleurig bij rood, blauw-, rood- en bruinzilver; licht hoornkleurig bij geel en geelzilver.

Weinig ontwikkeld.

Middellang.

Goed uitgesneden.

Breed, krachtig, goed afgerond.

Licht afhellend.

Middellang, vleugeldracht normaal.

Middellang; staartdracht normaal.

Kort, nagelkleur conform de snavelkleur.

Strak en glad aanliggend.

Kleurslagen:

Ø  Zilver, rood, geel, zwart, blauw;

Ø  Blauw-, rood-, geel- en bruinzilver.

Kleur en tekening:

Kleur: Voorhoofd, schedel, nek, hals, vleugelschild licht zilverachtig wit. De vanen van de veren zilverkleurig; naar de veerwortel toe moet de veer grondkleur tonen. Bij alle kleurslagen is de nuance van de lichte kleur, het zilver afhankelijk van de grondkleur. Vinkentekening (parels) en tekening op de slagpennen (spiegels) zilver.

Grondkleur (Lichaamskleur):

Zilversvaber: grondkleur donkergrijs, duidelijk te onderscheiden van zwart en blauw. Staart en wangen donkerder. De buitenvanen van de buitenste staartpennen licht. Op de bovenborstglanzende notenbruine kleur (“voorkleur”), scherp afgetekend met de halskleur, aan de onderzijde geleidelijk in de grondkleur overgaand.

Rood en geel: intensief roede respectievelijk gele grondkleur.

Zwart: intensief zwart met groene gland.

Blauw: duivenblauw met zwarte staartband; de bovenborst donkerder;

Blauwzilver: zilverblauw met deonkere staartband.

Roodzilver: licht rossig-grijs, wangen en bovenborst donkerrood, naar het borstbeen toe lichter. Staart wat donkerder dan de grondkleur.

Geelzilver: crèmekleurig; wangen en bovenborst donkergeel naar het borstbeen toe lichter. Staart wat donkerder dan de grondkleur.

Bruinzilver: lichtbruin, wangen en bovenborst bruin, naar het borstbeen toe lichter; donkere staartband.

Tekening:

Koptekening: zogenaamde wangtekening; meestal op kleine afstand vanaf de neusdoppen met een regelmatige boog boven het oog lang naar de voorhals tot ca. 2,5 cm onder de snavel. Een smalle donkerder band boven de neusdoppen is toegestaan.

Borsttekening: de afscheiding tussen halszilver en grondkleur dwars over de borst met een scherp afgetekende booglijn, ca 1 cm boven de vleugelboegen. De kleurbegrenzing op de rug en onder de vleugels is onbelangrijk.

Slagpennen: Op beide vanen van de pennen een scherp afgetekende lichte vlek, tot dicht bij de punt (zgn. spiegels). De vanentekening bij gesloten vleugels slechts onduidelijk zichtbaar. Scherpe begrenzing en zuivere kleur zijn belangrijker dan de grootte. Op de punten van de slagpennen een lichte vlek (vinkentekening). Deze vlekken kunnen in grootte variëren, moeten rond zijn en mogen niet in de vanentekening verlopen. Op de gesloten vleugel moet de vinktekening uit een rij duidelijk afzonderlijke herkenbare, ronde vlekken bestaan. Op de buitenste slagpen behoeft zich geen witte vlek te bevinden, omdat deze bij gevouwen vleugel bedekt is.

Fouten:

Alle kleuren: Te klein of te smal lichaam; erg onscherpe wangen-, borst- of vanentekening, onregelmatige vinktekening bij zilver; ontbrekende vinktekening bij de andere kleuren, borsttekening erg hoog of erg laag; onzuivere zilverkleur; tekening op vleugelschilden; erg donker voorhoofd en /of schedel; niet correcte puntkap; losse bevedering; niet gesloten staart; schimmel of wit in de staart (uitgezonders buitenvanen); niet correct afgedekte rug; grove oogranden; erg schimmelige kleur aan dijen, aars en/of kiel; veerstoppels aan de voeten.

Zilver: grondkleur te blauw of te zwart; ontbrekende of matte voorkleur.

Blauw: erg onzuivere of te donkere grondkleur; bruine borstkleur.

Blauwzilver: erg onzuivere of te donkere grondkleur; oker borstbeen.

Zwart: bruine borst; schimmelige buikkleur; lichte buitenvanen bij de buitenste staartpennen.

Rood en geel: afwijkende grondkleur; blauwige staartkleur.

Rood-, geel- en bruinzilver: sterk afwijkende kleur en tekening.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Kleur en tekening

ü  Type en stand

ü  Oog- en snavelkleur

Richtlijn voor de beoordeling

Rood, geel, zwart, rood-, geel- en bruinzilver moeten met tolerantie worden beoordeeld.

Bij zwart moet aan groenglens extra waarde worden toegekend.

Ringmaat:  8 mm.

speciaalclub

duivenrassen

kleurduiven