Pauwstaart

c 02-21

GB 606

Land van oorsprong: India

Algemeen voorkomen: Kleine tot middelgrote, brede duif met kort lichaam, naar alle kanten goed gerond met een in verhouding grote, waaiervormige staart, die bijna loodrecht wordt gedragen. Normaal bevederd of zijdebevederd. In paradestelling moet de kop en nek achterwaarts worden gedragen en dekop op het bovenkussen liggen, de borst hoog opgericht, terwijl de vogel zich op de teenpunten verheft. Lage stand.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

Ogen

 

Oogranden

Snavel

 

Neusdoppen

Hals

 

Borst

 

Buik

Rug

Vleugels

 

Kussen

 

 

Staart

 

 

 

 

 

Benen

Bevedering

Kleine, tot middelhoge duif.

Laag.

Klein, smal en langwerpig.

Donker bij wit, schildgetekend, kleurstaart en gemonnikt. De overige kleurslagen parelkleurig of oranjegeel. Parelkleurig heeft de voorkeur.

Smal en fijn, de kleur in overeenstemming met de snavelkleur.

Middellang, dun en recht. Vleeskleurig bij wit, schildgetekend, kleurstaart en gemonnikt. Bij de overige kleurslagen conform de kleurslag.

Klein, wit bepoeders en fijne structuur.

Gracieus gebogen; de lengte van de hals mag de lengte van de rug niet overtreffen. De kop dient rustig op het midden van het bovenkussen te liggen.

Breed en goed gerond. In paradestelling hoog opgericht gedragen, zodanig, dat de borst in één lijn met de benen verloopt.

Gevuld en rond.

Kort en in het midden hol.

Kort en stevig, de vleugeleinden onder de staart gedragen. De vleugelboegen mogen niet zichtbaar zijn.

Vol en massief, hoog en breed de staartveren van voren (bovenkussen) en achteren (onderkussen) bedekkend. Het bovenkussen dient als rustpunt voor de kop. Het onderkussen bestaand uit zo breed mogelijke veren.

Cirkelrond, iets hol en aan beide zijden licht de bodem rakend. Recht, dicht en massief, opgebouwd uit, naar verhouding, brede, lange en stevige veren, waarbij iedere staartveer de andere overdekt. Het aantal staartveren is voor de kwaliteit van de staart niet maatgevend.

De spreiding moet zodanig zijn, dat aan de onderzijde voldoende opening is om de vleugeleinden door te laten.

Kort, stevig en wijd uit elkaar geplaatst.

Bij gladvederig vol met veel dons, glad aanliggend. Bij zijdevederig moet de bevedering zacht zijn.

Kleurslagen:

Ø  Wit, zwart, dun, rood, geel; andalusisch blauw;

Ø  Almond, kite, gouddun, rood agaat, geel agaat, de  Roy;

Ø  Qualmond;

Ø  Zwartsprenkel;

Ø  Blauw zwartgeband, blauwzilver donker geband, roodzilver geband, geelzilver geband, poederblauw geband en poederblauwzilver geband;

Ø  Blauw-, blauwzilver-, roodzilver-,geelzilver-, poederblauw- en poederblauwzilver gekrast;

Ø  Indigo donkergekrast;

Ø  Blauw-, blauwzilver-, rood(zilver)- en geel(zilver) schimmel;

Ø  Zwartschild, roodschild, geelschild, andalusisch blauwschild, blauwschild zwartgeband, blauwzilverschild donkergeband, roodzilverschild geband, geelzilverschild geband, poederblauwschild geband, poederblauwzilverschild geband;

Ø  Blauwschild-, blauwzilverschild-, roodzilverschild-,geelzilverschild-, poederblauwschild- en poederblauwzilverschild gekrast;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, andalusisch blauw-, blauw zwartgeband-, blauwzilver donker geband-, poederblauw geband-, poederblauwzilver donkergeband- blauw gekrast-, blauwzilver gekrast-, poederblauw- en poederblauwzilver gekrast witstaart;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, andalusisch blauw-, blauwzilver-, poederblauw- en poederblauw-zilverkleurstaart;

Ø  Rood- en geel spiegelstaart;

Ø  Zwart-, dun-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver donkergetijgerd.

Ø  Bont.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver.

Schildgetekend: gestreefd wordt naar een geheel wit lichaam met gekleurde, afgeronde schilden.

Witstaart: gestreefd wordt naar een gekleurd lichaam met witte staart.

Gemonnikt: tekening en kleuren als bij witstaart; witte kop tot ca. 1,5 cm onder de ogen, aan elke vleugel 7 – 12 witte buitenste slagpennen.

Kleurstaart: gestreefd wordt naar een wit lichaam met gekleurde staart.

Spiegelstaart: geheel gekleurd met uitzondering van de staart; op elke staartveer voor het einde een witte spiegel, zodat bij een goed gesloten gedragen staart een witte bandtekening op de gekleurde ondergrond ontstaat.

Getijgerd: de gehele duif wit met over het gehele lichaam harmonisch verdeeld gekleurde veren.

Bont: De verdeling van de kleur t.o.v. het wit speelt bij dit ras geen enkele rol, zolang er maar sprake is van twee kleuren.

Fouten:

Onvoldoende type; stug in hals; borstnaad, trechtervormige- of paraplustaart, scheve staart; storend gedraaide staartpennen, spleetpennen, slappe staartveren, gaping in de staart, door de staart stekende kop, kleine staart; bekousde benen X- of O-benen; onvoldoende kleur en/of tekening.

Beoordeling:

Pauwstaarten moeten bij voorkeur in een loopkooi worden beoordeeld.

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Bostvulling, buikvulling en benen

ü  Staart en staartdracht

ü  Kleur en tekening

Ringmaat:  8 mm.

speciaalclub

duivenrassen

structuurduiven