Neurenberger Zwaluw

c 02-17

D 447

Land van oorsprong: Duitsland, Franken

Algemeen voorkomen: Krachtig, gestrekt veldduiventype met krap middelhoge stand, bijna horizontale houding, naar voren neigende schelpkap en krap middellange voetbevedering.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

Ogen

Oogranden

Snavel

 

 

 

 

Neusdoppen

Hals

Borst

Rug

Vleugels

Staart

Benen

 

Bevedering

Krachtig, gestrekt veldduiftype.

Krap middelhoog; bijna horizontale houding.

Langwerpig rond, gewelfd voorhoofd; schelpkap niet te laag aangezet, naar voren neigend zonder aan te liggen, aan beide zijden door rozetten begrensd.

Donker.

Levendig rood.

Middellang; vleeskleurig bij rood en geel, bovensnavel bij zwart, blauw en blauw gekrast zwart, bij blauwzilver, roodzilver en blauwzilver- en roodzilvergekrast hoornkleurig, bij geelzilver en geelzilver gekrast licht hoornkleurig. De ondersnavel bij alle kleuren vleeskleurig.

Glad.

Krap middellang, vol uit de borst komend.

Breed, goed gewelfd.

Lang, licht afhellend.

Lang, vleugeldracht normaal.

Staartdracht normaal.

Kort met dichte, krap middellange afgeronde voetbevedering met gierhakken.

Aanliggend; goed ontwikkelde vetschachten.

Kleurslagen:

Ø  Zwart, rood, geel, blauw ongeband, blauwzilver ongeband;

Ø  Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband, geelzilver geband.

Ø  Blauw- en blauwzilver gekrast;

Ø  Roodzilver- en geelzilver gekrast.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver.

Veroorzaakt door de vetschachten zijn de kleuren buitengewoon intensief en glansrijk; ook de blauwe en zilvers met een donkerder kleur dan normaal. Bij rood- en geelzilver geband en roodzilver gekrast en geelzilver gekrast lichte bij gesloten slagpennen. Zwart, rood en geel moeten doorgekleurde ondervleugels hebben. Grondkleur wit, gekleurde vleugels behalve de schouderbevedering, de voetbevedering en kopplaat. De kap wit. De witte schouderbevedering vormt het zo mogelijk brede en aan de staartzijde omsloten “hart”.

De begrenzing van de gekleurde kopplaat door de ogen of ogenonderrand; tussen de ogen en de snavelhoeken wordt een klein gekleurd “snorretje”verlangd. De van buitenaf zichtbare gierhakken wit.

Fouten:

Te klein lichaam; te hoeg stand; foutieve snavelkleur; ontbreken van vetschachten; matte kleur; te korte kopplaat; niet omsloten schouderhart; volledig gekleurde gierhakken; bij de lakkleuren matte kleur van of wit in de ondervleugels; te laag zittende schelpkap; ontbrekende rozetten; te kote of te lange voetbevedering.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Grootte

ü  Kleur en tekening

ü  Kap

ü  Voetbevedering

ü  Oogranden en snavelkleur

Ringmaat:  10 mm.

speciaalclub

duivenrassen

kleurduiven