Stellerkropper

c 02-21

D 319

Land van oorsprong: Polen (Silezië) en Tsjechië (Bohemen).

Algemeen voorkomen: Krap middelgroot, gestrekt met peervormige ballon; middelhoge stand, opgerichte houding; de achterpartij korter dan de voorpartij (ongeveer 3/5 van de totale lengte voor en 2/5 achter de benen); ballon peervormig; buitengewoon glansrijke kleur; leven-dig met veel actie.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

Ogen

 

Oogranden

Snavel

 

Neusdoppen

Hals

Ballon

Borst

Rug

Vleugels

Staart

 

Benen

 

Bevedering

Krap middelgroot, gestrekt, slank type.

Middelhoog; opgerichte houding.

Langwerpig gerond, licht gewelfd voorhoofd; gladkoppig.

Parelkleurig met meer of minder rode adertjes, maar met een zuiver witte rand om de pupil; donker bij wit, wit met gekleurde snip en geëksterd.

Glad, niet te breed en koraalrood.

Middellang en tamelijk sterk, midden op de ballon rustend; punt waskleurig, naar de basis toe roze-vleeskleurig.

Glad, weinig ontwikkeld en fijn bepoederd.

Bij voorkeur lang.

Middelgroot en peervormig, tamelijk getailleerd.

Niet naar voren tredend en niet te breed.

Lang, afhellend, een weinig hol; schouders gerond en niet naar voren springend.

Krachtig, de rug goed afdekkend, punten niet of slechts weinig kruisend.

Smal, gesloten, met de rug een licht gebogen lijn vormend, de bodem niet rakend.

Middellang, niet te breed ingeplant, dijen zichtbaar, vloeiende overgang naar het lichaam, strak aanliggende bevedering; nagelkleur zonder betekenis.

Glad, strak aanliggend, brede veren; versleten slagpennen toegestaan.

Kleurslagen:

Ø  Wit, zwart, rood, geel, blauw ongeband;

Ø  Blauw- zwart-, blauwzilver donker-, roodzilver- en geelzilver geband;

Ø  Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilver gekrast;

Ø  Wit zwartgesnipt, wit roodgesnipt, wit geelgesnipt en wit blauwgesnipt;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw witgeband;

Ø  Blauw- en roodzilverschimmel;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, blauw ongeband-, blauw zwartgeband-, blauwzilver donkergeband-, roodzilver geband-, geelzilver geband-, blauw gekrast-, blauwzilver gekrast-, roodzilver gekrast- en geelzilver gekrast witgesnipt;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, blauw ongeband-, blauw zwartgeband-, blauwzilver donkergeband-, roodzilver geband-, geelzilver geband-, blauw gekrast-, blauwzilver gekrast-, roodzilver gekrast- en geelzilver gekrast witpen;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw witgeband;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw licht getijgerd;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw donker getijgerd;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, zilver-, blauw- en blauw gekrast geëksterd;

Ø  Blauw- en roodzilver schimmel.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver.

De lakkleuren intensief met veel metaalglans, vooral aan hals- en kropbevedering. De glans bij zwart blauwgroen, bij rood roodviolet met groene waas, bij geel goudgeel, bij blauwkleurige blauwgroen.

Blauw-, rood- en geelzilvers met schone, niet gewolkte schilden, rood- en geelzilvers zonder grijs in de buikbevedering. Banden schoon, lang en gescheiden. Gekrast met bij voorkeur regelmatig, scherp patroon.

Gesnipt: snip (ook bij geëksterd) bij de neusdoppen aangezet, ongeveer tot boven het midden van de ogen reikend, de oogranden en/of snavelhoeken niet rakend.

Witpen: aan elke vleugel 3 – 8 aaneengesloten buitenste slagpennen wit.

Donker getijgerd: onderste gedeelte (2/3) van de ballon, borst en buik gekleurd, zie verder specificatie in Kleurenblok.

Licht getijgerd: zie specificatie in Kleurenblok.

Geëksterd: kop, slab op bovenkant van de ballon, vleugels, buik en dijen wit, gekleurde amandelvormige voorhoofdsnip; overige bevedering, inclusief de schouderdekveren (hart), rug en onderstaartdek (kiel) gekleurd.

Schimmel: met gelijkmatig verdeelde witte spikkels over de hele lichaamsbevedering en met banden.

Fouten:

Plomp of te klein lichaam; te lange achterpartij; te vlakke, te lage of te hoge stand; te weinig actie; te kleine, scheve, cilinder- of kogelvormige ballon; sterk naar voren tredend borstbeen; vooruit gebogen dijen; teveel rood in de iris; grove of te lichte oogranden; te dunne snavel; onzuivere snavelkleur; aangelopen neusdoppen, sterk kruisende slagpennen; opgetrokken of breed gedragen staart; harige of losse veerstructuur; matte of onzuivere kleuren; ernstige tekeningfouten; bij witpennen aan één of beide vleugels minder dan 3 en meer dan 8 witte slagpennen; meer dan twee witte slagpennen verschil.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Actie

ü  Hals- en beenlengte

ü  Ballon

ü  Gelijkmatigheid en glans bij de kleuren

ü  Ogen en oogranden

ü  Snavelkleur

ü  Tekening

Ringmaat:      8  mm.

speciaalclub

duivenrassen

kropperrassen