Stargarder Sidderhals |
||||
c 06-20 |
D 818 |
|||
Land van oorsprong: Polen, de stad Stargard Gdansk, voormalige Duitse stad Stargard. Algemeen voorkomen: Tamelijk lang en slank, middelhoge stand, horizontale houding; typische halsvorm, met die bij het “slaan” van de hals, maar weinig mag wijzigen. Het “slaan” is een typisch raskenmerk. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden Snavel
Neusdoppen Hals
Borst
Rug Vleugels
Staart Benen
Bevedering |
Tamelijk lang en slank met typische halsvorm. Middelhoog; horizontale houding. Klein en sierlijk, voorkop bij voorkeur vlak, lang en zijdelings gevuld; bovenkop gerond; gladkoppig of gekapt. Kap met aan beide zijden rozetten. Pareloog. Smal en licht. Bij roodzilver donker. Middellang en dun, blank, bij zwart, blauwe zilvers en getijgerde is bovensnavelstip toegestaan. Vlak en wit. Lang en dun, naar achteren doorgebogen en naar de romp toe slechts weinig dikker wordend. De hals moet bij het “slaan” vaak ver naar achteren worden doorgedrukt. Ten hoogste middelbreed, niet voor de vleugelbogen uitstekend; mag bij het “slaan” echter niet of slechts weinig worden opgetrokken. Matig breed, iets hol. Strak aanliggend, de vleugelboegen moeten duidelijk opvallen en met de borst-belijning samenvallen, het liefst nog iets daarvoor uitstekend; op de staart rustend. Gesloten, horizontaal gedragen. Iets meer dan middellang; voeten onbevederd of middellang bevederd met nauwelijks ontwikkelde gierhakken. Strak aanliggend, bij voetbevederde wat losser. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit, zwart, rood en geel; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband, geelzilver geband; Ø Blauw gekrast, blauwzilver gekrast; Ø Blauw schimmel; Ø Zwart-, rood-, geel-, en blauw witpen; Ø Zwart-, rood-, geel-, en blauw donkergetijgerd. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief en glanzend, respectievelijk zuiver. Blauw en blauwzilver met gekleurde rug en met doorlopende, gescheiden banden. Blauwschimmel: min of meer witte schimmel in de veren en donkere banden. Witpen: aan elke vleugel aaneengesloten 4 – 8 witte buitenste slagpennen. Een niet al te grote witte aarsvlek is toegestaan. Bij voetbevederde witpennen zo wit mogelijke voetbevedering. Donkergetijgerd: zo mogelijk regelmatige witte tekening. |
||||
Fouten: Te brede borst; te brede rug; andere dan horizontale stand (optrekken van de borst bij het “slaan”); grove kop, uitgesproken platte kop; gebrekkig “slaan”; te weinig voetbevedering; donkere of sterk aangeslagen bovensnavel bij zwart, rood, geel en wit, aangelopen ondersnavel; donkere neusdoppen; te matte kleur; witte rug; gebrekkige tekening; ontbrekende kaprozetten; bij witpennen verschil van meer dan twee witte slagpennen. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Halsvorm en actie (“slaan”) ü Kop ü Oogkleur ü Kleur en tekening Ringmaat: kaalbenig: 7 mm. ; voetbevederd: 9 mm. |
||||
speciaalclub |
Fokkers Frisia |
|||